Flamingo's in het Zwillbrocker Venn
Het Zwillbrocker Venn is een ongeveer 175 ha groot natuurreservaat aan de Duits-Nederlandse grens. Een onderdeel van dit gebied is de ca. 35 ha grote plas van 50 tot 90 cm diep.
Deze plas wordt de “Lachmöwensee” genoemd vanwege de duizenden Kokmeeuwen (Larus ridibundus) die zich in het voorjaar hier verzamelen en die hun nesten bouwen op de vele kleine eilandjes in het water, op het veel forsere centrale eiland en op de oevers van de plas.
In 1972 werd voor het eerst een flamingo in het Zwillbrocker Venn gesignaleerd . In 1980 en 1981 brachten ze er een kort bezoek. Vanaf de zomer van 1982 komen ze jaarlijks terug. Vanwege de vestiging van de flamingobroedkolonie kreeg het grote eiland de naam “Flamingo-eiland”.
Tussen eind februari en juli zijn ze in het Zwillbrocker Venn te zien.
In de wintermaanden verblijven er geen flamingo’s in het Zwillbrocker Venn. (slechtere beschikbaarheid van voedsel).
(klik op de foto voor een vergroting- voor de volgende of vorige foto links of rechts op de foto klikken)
Mannetje of vrouwtje?
Op grond van uiterlijke kenmerken valt er nauwelijks verschil vast te stellen tussen mannelijke en vrouwelijke flamingo’s. Het verenkleed is volstrekt gelijk. Het enige onderscheid is het verschil in lichaamsgrootte.
Vliegen:
Om los te komen van het water, worden er lange aanlopen gemaakt. Flamingo’s vliegen namelijk bij voorkeur 's nachts.
Flamingo’s zijn geen specifieke trekvogels maar verlaten hun broedgebieden als die in de winter dichtvriezen.
Het is bekend dat flamingo’s vanuit hun broedkolonie voedseltochten ondernemen naar andere gebieden. Een flamingo kan tijdens de vlucht een snelheid van 55 km per uur halen en die langere tijd volhouden.
Het kan zijn dat een flamingo na zonsondergang terugkeert in de broedkolonie om zijn jong te voeden en voor zonsopgang al weer vertrokken is.
Opvallende kenmerken:
Flamingo’s hebben lange poten en een lange hals. Slapend houden ze hun kop verborgen tussen de veren, rustend op één poot, de andere omhoog getrokken.
De rose of oranje-rode kleur. De kleurstof caroteen zorgt ervoor dat de veren van de flamingo’s zo rose of oranje van kleur worden.
Flamingo's kunnen tientallen jaren oud worden.
Voedsel
De drie flamingosoorten die in het Zwillbrocker Venn voorkomen, behoren alle tot het geslacht Phoenicopterus, bezitten dezelfde snavelbouw en zijn aangewezen op hetzelfde voedsel (wormen, nematoden, slakjes, (pekel)kreeftjes, watervlooien, waterinsecten, vliegenlarven en -poppen, vissenbroed, plantenzaden en andere planktonorganismen).
Flamingo’s zijn echte voedselspecialisten die met een bijzonder filtermechanisme in hun snavel klein voedsel uit het water weten te filteren.
De voedselbeschikbaarheid voor flamingo’s in de Lachmöwensee is geheel afhankelijk van de aanwezigheid van de Kokmeeuwenkolonie in het voorjaar en in de zomer. Nadat de Kokmeeuwen hebben gebroed en zijn weggetrokken, verminderen in het water de hoeveelheden meststoffen waarvan de kleine waterdiertjes leven die op hun beurt de flamingo’s tot voedsel dienen.
Paarvorming
De flamingobalts bestaat uit een serie van meer dan 15 geritualiseerde bewegingen die groepsgewijze worden uitgevoerd. Het meest kenmerkende is het op lijn marcheren door kniehoog water, waarbij de halzen uitgestrekt worden, en het regelmatig openen van de vleugels waarbij het contrast tussen het vlammende rood van de binnenvleugel en de zwarte slagpennen getoond wordt.
Tijdens en na de balts wordt er veelvuldig gecopuleerd, in het bijzonder door flamingo’s die niet aan de balts meedoen. Bij de paring springt het mannetje van achteren op de rug van het vrouwtje, zakt door zijn poten, drukt de cloaca’s tegen elkaar en spring voorwaarts af.
De beide partners trekken zich enigszins terug van de grote groep en proberen de dagindeling op elkaar af te stemmen. Eind april kan men in de Lachmöwensee goed zien hoe de grote groep is opgedeeld in paren die zich synchroon bewegen. Beide partners staan dan dicht bij elkaar, slapen op het zelfde moment of zoeken samen volgens dezelfde methode voedsel. Blijft één partner b.v. telkens 10 seconden met de kop onder water, dan doet de ander dat ook. Gelijktijdig komen ze weer met hun kop boven.
Flamingosoorten die zijn waargenomen (en hebben gebroed) in het Zwillbrocker Venn:
Chileense Flamingo's (Phoenicopterus chilensis)
Grootte: 105 cm. Poten grijs met felroze knieen. Vleugels fel roze (dekveren) met een brede zwarte achterrand (slagpennen), beide vooral zichtbaar in vlucht . Gehele lichaam en hals lichtroze. Snavel: Snavelbasis en naakte huid rond de snavel witachtig tot rozewit. Ondersnavel voor meer dan de helft zwart. Zwart op bovensnavel loopt vanaf punt tot op of net voorbij de kromming. Veel zwart op snavelpunt.
Grote Flamingo’s (Phoenicopterus roseus)
Grootte: 120-145 cm. Poten geheel zuurstokroze. Vleugels fel roze (dekveren) met een brede zwarte achterrand (slagpennen), beide vooral zichtbaar in vlucht. Gehele lichaam en hals rozewit, lichter dan de andere soorten. Snavel: Snavelbasis en naakte huid voor snavel zuurstokroze, soms meer witachtig.
Caribische Flamingo’s (Phoenicopterus ruber)
Grootte: 120-145 cm. Poten roze, vaak met vage grijze waas, waardoor de knieen iets feller kunnen afsteken tegen de rest. Vleugels fel roze (dekveren) met een brede zwarte achterrand (slagpennen), beide vooral zichtbaar in vlucht lichaam en hals oranjeroze, lichaam soms lichter, meer oranje getint dan de andere soorten. Snavel: Snavelbasis zuurstokroze, naakte huid voor snavel witachtig. Snavel: Zwart op bovensnavel loopt vanaf punt tot op of net voorbij de kromming. Ondersnavel voor de helft zwart . Veel zwart op snavelpunt.
Bronnen:
TREEP, J.M. (2007), Flamingo's in Nederland. www.flamingosinnederland.info
http://waarneming.nl