Merel (Turdus merula)
Voorjaar 2010: In het houthok achter in onze tuin bouwden twee merels hun nest. Op 6 april zagen we het eerste eitje in het nest en vervolgens op, 7, 8 , 9 en 10 april kwam er elke dag een eitje bij. Het totaal bleef steken bij 5 eitjes.
(
Klik op een foto voor een vergroting, door op de pijltjestoetsen links en rechts te klikken kun je door het album bladeren.)
Uiterlijk:
Mannetje eenvoudig herkenbaar aan geheel zwarte verenkleed met gele of oranje snavel en oogring. Vrouwtje meer variabel, donker aardbruin, met lichte keel en warmbruine of rossigbruine borst en buik, onduidelijk zwart gevlekt en gestreept. Lange afgeronde staart, vleugels ronder dan van andere lijsters.
Grootte:
25 cm, spanwijdte 34- 38 cm, gewicht 80- 110 gram.
Voorkomen:
Oorspronkelijk zijn het bosvogels; enige eeuwen geleden werd de merel nog maar zelden aangetroffen. Tegenwoordig leven veel merels op alle mogelijke plaatsen, van bergwouden, alle mogelijke bossen met rottende bladeren op de grond, tuinen, parken en boerenland met grote heggen. Ze bevinden zich daar vaak op grasvelden of in het struikgewas. Ze behoren tot de talrijkste bezoekers van tuinen en voederhuisjes. Ze hebben zich ook uitzonderlijk goed aangepast aan het moderne stadsleven. Ze kunnen het hele jaar door op het grasveld worden gesignaleerd. Ze kunnen in tuinen wel eens zeer vertrouwelijk worden en bijvoorbeeld broodkruimels komen stelen van tafel terwijl op één à twee meter afstand mensen zitten. Zie voor de waarnemingen in Nederland ook het kaartje op waarneming.nl
Voedsel:
Merels zijn alleseters en voeden zich onder meer met wormen, insecten, bessen, brood, zaadjes en afval. Ze hebben eenterritorium dat door het mannetje vinnig wordt verdedigd tegen soortgenoten en ook wel eens tegen kleinere vogels. Hun voedsel is erg gevarieerd. Ze fourageren meestal hippend op de grond en in de grond hakkend. Daarbij werpen ze mos en bladeren op. Als ze op zoek zijn naar regenwormen houden ze hun kop scheef, waarschijnlijk om de wormen te zien met de ogen die aan de zijkant van de kop zitten
Broeden:
Merels broeden tussen eind maart en juli, 2- 3 keer per jaar leggen ze 4 tot 5 eieren. Hun nest, dat grotendeels door het wijfje wordt gebouwd, bestaat uit een compact, diep holletje van droog gras en mos, van binnen bepleisterd met modder en gevoerd met fijn plantenmateriaal en gras. Het uitbroeden duurt 12 tot 15 dagen.
Wetenschappelijke naam:
De wetenschappelijke naam komt van het Latijnse woord voor merel, merula en turdus (uit de familie van de Lijsters - Turdidae)
Buitenlandse namen:
Blackbird [Engels],
Amsel [Duits],
Merle noir [Frans],
Mirlo común [Spaans],
Merlo [Italiaans]
In Nederland wordt de merel ook wel 'zwarte lijster' genoemd. Logisch, want de merel hoort bij de familie van de lijsters en alle merelmannetjes dragen een gitzwart verenpak. In de Achterhoek heet hij gieteling of geteling; op de Veluwe fluitliester en in het Fries Swarte Klyster.
Bronnen:
- Alle vogels van Europa- Peter Hayman en Rob Hume;
- www.vogelbescherming.nl
- www.soortenbank.nl
- http://waarneming.nl/
- wikipedia.org
- www.vogelvisie.nl